Tienden geven: Wet of principe?
Wanneer het over financiën gaat, en in het bijzonder over de tienden, zijn er altijd mensen die graag het gesprek aangaan — vooral degenen die er niet (meer) in geloven, het niet begrijpen of simpelweg niet geven. Vaak zijn dit mensen die het Bijbelse onderscheid tussen de Levitische tienden en de Melchizedekse tienden niet kennen of niet goed begrijpen.
De Levitische tienden was onderdeel van de Wet van Mozes en diende ter ondersteuning van de Levieten, die geen eigen land hadden. Het was een verplichte bijdrage, opgelegd onder het oude verbond.
De Melchizedekse tienden daarentegen, werd vrijwillig gegeven door Abraham aan Melchizedek — een priester van de Allerhoogste God en een voorafschaduwing van Christus zelf (Hebreeën 7). Dit vond plaats vóór de wet en diende niet als religieuze plicht, maar als een daad van eer, erkenning en aanbidding.
Wij leven vandaag niet onder de Wet van Mozes. Daarom zijn we niet gebonden aan het Levitische systeem. In plaats daarvan volgen wij het voorbeeld van Abraham, de vader van het geloof, wiens relatie met God ons nieuwe verbond weerspiegelt (Galaten 3:6-9). Zijn tienden was geen verplichting, maar een uitdrukking van geloof, eer en dankbaarheid.
Het verschil is fundamenteel:
-
Een wet wordt van buitenaf opgelegd.
-
Een principe moet van binnenuit geleefd worden — het vereist openbaring.
Een krachtig beeld hiervan vinden we in de gelijkenis van de verloren munt (Lukas 15:8-10). Wat velen zich niet realiseren, is dat deze gelijkenis ook profetisch spreekt over de tienden.
De vrouw in het verhaal had tien munten, maar verloor er één. Zij vertegenwoordigt de Kerk, die het principe van de tienden deels is kwijtgeraakt. Let op haar aanpak:
-
Ze steekt een lamp aan — dit staat symbool voor openbaring. Als we over tiende spreken, moet dat niet vanuit wetticisme, maar vanuit licht en inzicht gebeuren. Mensen hebben geen druk nodig, maar geestelijke openbaring.
-
Ze veegt het huis — ze verwijdert stof. In Bijbelse symboliek verwijst stof naar de slang (Genesis 3:14) en staat het voor duivelse redeneringen en aardse denkpatronen. Dit betekent dat we ook geestelijke bolwerken moeten neerhalen die zich verzetten tegen Bijbelse principes als tiende geven.
Wanneer de munt wordt gevonden, is er blijdschap. Want bekering omvat óók het onderbrengen van onze financiën onder het gezag van God.
Geliefden, de tienden die wij in Gods huis brengen is niet verbonden met het tijdelijke priesterschap van Aäron, maar met het eeuwige priesterschap van Christus, naar de orde van Melchizedek. Dit is het verbond van belofte, het verbond van geloof — en het geldt voor ons, de erfgenamen van de verlossing.
Zelfs Jakob gaf de tienden, lang vóórdat de wet bestond. Hij zei:
“Als God met mij zal zijn… dan zal ik U zeker de tienden geven van alles wat U mij geeft” (Genesis 28:20-22).
En zelfs in de Hof van Eden zien we dit principe: Adam en Eva mochten van alle bomen eten, behalve van die ene. Dat ene was aan God gewijd. Er is altijd een deel dat geheiligd is, dat apart gezet is voor Hem.
Tienden is dus geen wet, maar een principe. Het is een uitdrukking van eer, aanbidding en vertrouwen. Het is ook praktisch — het voorziet het huis van God van middelen. En systematisch geven is niet verkeerd, zolang het gebeurt met een blij en bereidwillig hart.
Laten we de verloren munt (de tienden) opnieuw terugbrengen in het huis van God — niet als wet, maar als openbaring.
Tienden? Zeker.
Is het een wet? Nee.
Het is een principe en een patroon om te volgen!